Dividendbelasting

Inhouding dividendbelasting

De algemene vergadering van aandeelhouders is het orgaan van de vennootschap dat bevoegd is om een dividenduitkering vast te stellen. Het bestuur van de vennootschap moet zijn goedkeuring aan het besluit verlenen voordat tot uitkering mag worden overgegaan. Het bestuur weigert alleen dan om een besluit tot dividenduitkering goed te keuren wanneer de vennootschap na uitkering niet in staat is om haar schulden te betalen. Dividendbelasting moet worden ingehouden op het moment waarop het dividend ter beschikking is gesteld. Feitelijke uitbetaling van het dividend is geen voorwaarde voor de inhouding van dividendbelasting.

Een bv beriep zich in een procedure op de nietigheid van het besluit tot dividenduitkering. Die nietigheid zou berusten op het feit dat het besluit niet in de notulen van de algemene vergadering van aandeelhouders was vastgelegd. Die vastlegging is volgens de rechtbank geen vereiste voor een rechtsgeldige dividenduitkering. Bepalend is of het eigen vermogen en de vrije reserves van de bv voldoende waren om het dividend uit te keren zonder in strijd te komen met de wet of met de statuten van de bv. Aan die eis was voldaan. De bestuurder van de bv had ingestemd met de dividenduitkering en had de aangifte dividendbelasting namens de bv ondertekend. Naar het oordeel van de rechtbank was het besluit tot uitkering van dividend rechtsgeldig. De gevraagde teruggave van dividendbelasting werd niet verleend. De vraag of nietigheid van het besluit tot dividenduitkering tot gevolg zou hebben dat achteraf bezien geen sprake was van dividend, is onbeantwoord gebleven.

Bron: Rechtbank | jurisprudentie | ECLINLRBNHO20171709, HAA 15/5358 | 23-03-2017